Tot vorig jaar spraken we over natuur- en milieuorganisaties. Maar vanaf januari volgend jaar worden deze organisaties erkend als ‘omgevingsverenigingen’ onder een nieuw decreet. Dat betekent dat ze voor 10 januari 2026 een nieuw beleidsplan moeten indienen om opnieuw erkend te worden en structurele subsidies aan te kunnen vragen. Het ideale moment om collega Roel uit te horen over de implicaties en nuances van deze verandering. Lees mee en kom te weten hoe organisaties dit brugjaar het beste kunnen gebruiken.
We zitten sinds vorig jaar met een nieuw decreet, hoe gaat de impact daarvan voelbaar zijn voor de huidige natuur- en milieuorganisaties?
Al die organisaties vallen vanaf 2027 onder een nieuwe subsidieregeling, op voorwaarde dat ze erkend worden. Wat natuurlijk cruciaal is om een beroep te mogen doen op structurele subsidies. Nu is er wel een overgangsregeling: degene die al erkend waren, houden die erkenning tot eind 2026. Zo hebben veertien verenigingen een tijdelijke erkenning en een startsubsidie gekregen. De impact is dus niet onmiddellijk, maar ook die organisaties moeten begin volgend jaar een nieuw beleidsplan indienen.

Dus een jaar tijd voor dat nieuwe beleidsplan, of is het niet per se zo nieuw?
Op papier lijkt het gelijkaardig — meerjarenplan, activiteitenplan, verwachte resultaten en indicatoren, hoe en op welke doelgroep focus je. Alleen is de zekerheid weggevallen of je met dezelfde insteek, activiteiten en programma opnieuw erkend zal worden.
De gerealiseerde impact wordt in de beoordeling kritischer tegen het licht gehouden. En dus zijn we bij S&L van mening dat er een groter risico is als je enkel meer van hetzelfde gaat opleveren.
De onzekerheid lijkt ons ook een kans, het moment om eerst een grondige strategische oefening te doen, na te denken over de toekomst, voor je het beleidsplan opstart. Het is dus hetzelfde, maar ook een kans op anders en misschien ook beter.
Wat zou zo’n strategische oefening in die sector kunnen losmaken?
Er zijn best wel wat natuur- en milieuorganisaties met een lange, rijke geschiedenis. Deze zijn en cours de route wel geëvolueerd en geactualiseerd, maar in de kern doen ze wel nog altijd hetzelfde. Bij sommige kleine organisaties of bij organisaties die hard focussen op één ding en enkel daar goed in zijn, kan je je afvragen if they got what it takes. Maar ook bij de grotere spelers kan blijken dat het bestaande model eindig is en ze op zoek moeten naar andere formules of systemen om hun missie te bereiken.
Dus het is niet de missie die een update nodig heeft, maar de weg ernaartoe?
Als er een update nodig is, dan ligt die nood inderdaad niet per se op niveau van de missie. Die is bij natuur- en milieuorganisaties meestal duidelijk en jammer genoeg nog lang niet overbodig. Maar je mag wel de manier waarop de missie bereikt wordt in vraag stellen. In een strategische toekomstoefening stel je dus niet altijd het doel in vraag, maar hoe je dat doel het beste kan bereiken. Hoe je, met andere woorden, de meeste impact kan maken.
“Draagt deze organisatie echt bij aan de omgevingskwaliteit? Is er significante meerwaarde? En kunnen we die in kaart brengen?”
Iets waar S&L fan van is, de impact maximaliseren?
Ja, absoluut. En je leest die vraag ook wel in de nieuwe erkenningsprocedure. Er zijn een aantal voorwaarden opgelijst waar je als vereniging aan moet voldoen om erkend te worden. In die voorwaarden merk je dat de overheid kritischer wordt op het gebied van impact. Draagt deze organisatie echt bij aan de omgevingskwaliteit? Is er significante meerwaarde? En kunnen we die in kaart brengen? Meten? Dat soort vragen beantwoorden, dat vraagt van organisaties een andere voorbereiding. Je moet strategisch nadenken hoe je je missie maximaal kan realiseren.
Hoe valt die extra focus op impact en metingen bij de organisaties?
In het milieu- en natuurmiddenveld zijn sommigen behoudsgezind te noemen in hun activiteiten. Sommigen lijken misschien wat stug, maar ze zijn allemaal bezig met impact en zelfevaluatie. Maar er zit zeker geen taboe rond impact maken of meten. Er zijn veel organisaties die knap inspelen op hedendaagse problematieken en op een verfrissende manier werken. Daar zie je geen weerstand tegenover de vraag naar innovatie en zelfreflexie. Nu de overheidsfinanciering krapper wordt en de budgetten in het vizier liggen voel je wel meer druk. De overtuigingskracht die nodig is, kan ook vermoeiend zijn.

Kunnen deze organisaties iets leren van andere sectoren? Heb jij al bruikbare wijsheid bij collega’s van S&L opgepikt?
Wat ik zie, vooral bij collega’s fondsenwerving en ledenwerving, is dat er een nieuwe wind waait rond hoe je mensen bindt aan je organisatie. Het klassieke ledenmodel met mensen die lid worden, betalen en meedoen met activiteiten is niet meer de enige way to go. Dat model staat ook merkbaar onder druk, misschien door de hoge drempel? Ik vermoed dat dat voor de natuur- en milieuorganisaties niet anders is. De grote spelers hebben daar misschien minder last van, maar heel wat anderen merken hoe moeilijk het is om leden aan zich te binden en er engagement en budget uit te halen.
Die moeten dus andere manieren zoeken om mensen aan hen te binden?
Misschien wel. En die zoektocht maakt ook fundamenteel deel uit van een toekomststrategie. Het is trouwens een interessante oefening, naar andere sectoren kijken voor inspiratie. Dat is iets waar we bij S&L over kunnen meespreken: hier is elke samenwerking een kruisbestuiving en daar wordt iedereen oprecht rijker van.
TL;DR
In januari moeten de beleidsplannen binnen voor de erkenning van natuur- en milieuorganisaties als omgevingsorganisaties. Zo’n nieuw beleidsplan zorgt voor onzekerheid en zenuwen. Ons advies is die onzekerheid aan te grijpen en het nieuwe beleidsplan te zien als meer dan een formulier invullen. Als organisatie zet je best eerst een stap terug om nadien aan een toekomststrategie te bouwen. Die kan je vervolgens vertalen naar klare taal en een geschikt format voor een beleidsplan.